Kunstenaar: Frank Los
Onlangs besteedden onder andere de NOS en de Volkskrant aandacht aan de toenemende inzet van ervaringsdeskundigen in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Dit ging vooral over de inzet van ervaringsdeskundigen in direct contact met cliënten, zodat zij op die manier ondersteunend kunnen zijn in het herstelproces van de cliënt. Bij ZINZIZ zien we diezelfde ervaringsdeskundigen op een heel andere manier in het werkveld terug en horen daar veel goede reacties op. Voor de een al lang bekend, voor de ander misschien een verrassend inzicht.
De strekking van die voorgenoemde artikelen van de NOS en de Volkskrant:
1) de inzet van ervaringsdeskundigen om cliënten op enigerlei wijze te ondersteunen in hun herstelproces neemt toe binnen de GGZ en wordt door zowel klanten/cliënten, professionals als de ervaringsdeskundigen zelf vaak positief beoordeeld;
2) de functie van ervaringsdeskundige professionaliseert, getuige de ontwikkeling van (nu drie) hbo opleidingen tot ervaringsdeskundige;
3) zowel de toename in inzet als de professionalisering blijven niet vrij van kanttekeningen en kritiek.
Zoals gezegd spitsten deze artikelen zich vooral toe op de rol van ervaringsdeskundigen in direct contact met cliënten (het ‘primaire proces’). De inzetbaarheid en (potentiële) meerwaarde van ervaringsdeskundigen (in de GGZ of in het sociaal domein) is echter veel breder. Wij zien dat bijvoorbeeld terug in een van de onderzoeken die we op dit moment aan het afronden zijn.
Voor het ministerie van SZW voeren wij, samen met het Verwey-Jonker Instituut de evaluatie van pilots in 31 arbeidsmarktregio’s uit, allen gericht op verbetering van de samenwerking tussen GGZ en Werk en Inkomen voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. In veel regio’s waren dit tot kort geleden nog gescheiden werelden. Ook was de heersende gedachtegang vaak: “eerst maar genezen, dan kijken we daarna naar werk”. Het lijkt erop dat dat paradigma, mede onder invloed van deze pilots, nu langzaamaan aan het verschuiven is naar één waarin (het vinden en behouden van) werk juist ondersteunend kan zijn binnen het herstelproces van de cliënt.
Tussen die 31 arbeidsmarktregio’s is er sprake van een diversiteit in aanpakken. Van pilots die om de uitvoering van een specifiek aantal interventies (vaak IPS) gaan, of pilots die uitgaan van structurele en frequente casuïstiekoverleggen met alle relevante partijen op uitvoeringsniveau, tot pilots die als uitgangspositie juist insteken op het creëren van commitment (en beleid) in de hogere bestuurlijke lagen. Hoe dan ook betreft het vaak wezenlijke veranderingen in hoe er gewerkt wordt met en rondom deze doelgroep.
De projectgroepen die deze pilots aansturen bestaan in de meeste gevallen uit in ieder geval een projectleider en afgevaardigden van een (of meer) GGZ-instelling(en), van het UWV en van betrokken gemeente(n). In veel gevallen bevat de projectgroep daarnaast echter ook een ervaringsdeskundige! Sterker nog, in een enkel geval is de projectleider de ervaringsdeskundige.
Dit is een heel andere inzet van ervaringsdeskundigen, maar wel één die ook een grote potentiële meerwaarde heeft. Zonder op de conclusies van ons onderzoek vooruit te lopen (er worden nog steeds interviews afgenomen) kan ik wel zeggen dat de betrokkenheid van ervaringsdeskundigen binnen de projectgroepen meer dan eens als zeer waardevol werd bevonden door de overige projectgroepsleden. Een ander geluid, het klantperspectief, een broodnodige spiegel, het zien van details die elk ander over het hoofd ziet, kunnen praten met in plaats van over.. het is maar een greep uit opmerkingen die regelmatig voorbij zijn gekomen over de meerwaarde van ervaringsdeskundigen in de projectgroepen. Af en toe werd de inzet van een ervaringsdeskundige zelfs bestempeld als een van de grootste succesfactoren van de projectgroep.
Dit zijn zeker niet de enige voorbeelden van ervaringsdeskundigen die op deze manier ingezet worden. Binnen het sociaal domein wordt hier steeds vaker gebruik van gemaakt, omdat zij beleidsmakers en andere professionals – die sinds 2015 te maken krijgen met doelgroepen die voorheen buiten hun werkveld vielen – vanuit het klantperspectief kunnen helpen bij het ontwikkelen van gepaste hulp en ondersteuning. Wilma Boevink, voorzitter van de Vereniging voor Ervaringsdeskundigen, pleitte vorig jaar dan ook juist voor het inzetten van ervaringsdeskundigen tijdens dit soort belangrijke periodes van verandering: “zoek ze nu, de ervaringsdeskundigen uit de doelgroepen waarvoor u werkt, juist nu de turbulentie van de veranderingen zo groot is. Dat is het juiste moment om samen met ervaringsdeskundigen beleid te ontwikkelen dat leidt tot adequaat voorzien in de ondersteuningsbehoeften.”
Ook de opleidingen tot ervaringsdeskundigen lijken rekening te houden met deze (en andere) functies van ervaringsdeskundigen. Zo is in het beroepscompetentieprofiel Ervaringsdeskundigheid als een van de kerntaken beschreven (p. 33): “De ervaringsdeskundige adviseert teams, management en stafafdelingen bij zorgprogramma’s en beleid”.
En is deze manier van inzet van ervaringsdeskundigheid dan vrij van kanttekeningen en kritiek? Nee, ongetwijfeld niet. Zo werd in ons onderzoek nog wel eens een verhoogd risico op vervroegde uitval genoemd, om maar iets te noemen. Benieuwd naar meer uitkomsten, misschien wel van het hele onderzoek? Naar verwachting kunnen we eind november het eindrapport vrijgeven, dus houd dan de website in de gaten!