Marije Nool
Talloze onderzoeken worden er elk jaar gedaan binnen de sociale zekerheid, laat staan in aanpalende sectoren. We kijken naar aantallen, fenomenen, innovaties, werkwijzen en effectiviteit. En wat een hoeveelheid aan adviezen en tips worden hiermee over ons uitgestort. Met alleen het bijhouden van deze stortvloed aan informatie zou je je werkweek al kunnen vullen.
De centrale vraag in deze onderzoeken is vaak: wat werkt? En het antwoord is vaak: dat is afhankelijk van context, professionals, organisatiecultuur, geld, tijdstip, bestuurders of de politiek. We zijn allemaal op zoek naar dé verbetering of dé op maat gemaakte oplossing. De lessen die we uit onderzoek aangereikt krijgen zijn vaak open deuren. Of als ze wel gericht en specifiek zijn, weerbarstig in de dagelijkse praktijk te implementeren.
De kloof tussen wetenschap en praktijk is verre van gedicht. Veel subsidieverstrekkers richten zich op het steeds opnieuw subsidiëren van onderzoek, maar het in de praktijk brengen van de resultaten blijft een ondergeschoven kindje. In de meeste aanbestedingen en onderzoeksvoorstellen komt het implementeren van ‘de tool’ of ‘het instrument’ amper aan de orde. Men levert een rapport af en daarmee is vaak de kous af.
Gelukkig zien we dat de aandacht voor implementatie groeit en er gezocht wordt naar manieren om hier concretere invulling aan te geven. Wanneer gaan we structureel een deel van het budget reserveren voor het doorvoeren en implementeren van al die prachtige resultaten in plaats van steeds het wiel opnieuw uitvinden?