Column van Anner Bindels
Veel van onze activiteiten bestaan uit het onderzoeken of ondersteunen van initiatieven, organisaties en professionals die zich bezighouden met mensen die een zekere mate van afstand tot de arbeidsmarkt hebben. De laatste jaren waren dat relatief vaak mensen met een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt. Nu het economische tij keert neemt het belang van ondersteuning en begeleiding van deze mensen eerder toe dan af. Het is zaak juist nu in contact te blijven en ze te ondersteunen in persoonlijke groei richting meer participatie.
Wat we telkens zien is dat eenieder die tot die doelgroep gerekend wordt veel potentie heeft en opleeft van persoonlijke aandacht en begeleiding, van het zicht en vertrouwen op nieuwe mogelijkheden, van meer autonomie en van participeren en een zinvolle bijdrage leveren aan de maatschappij. Of dit nou gaat om mensen die al jaren in de bijstand zitten (‘het granieten bestand’), mensen met een psychische kwetsbaarheid die geen mogelijkheden zien of ervaren, statushouders die zich de taal en omgangsnormen van hun nieuwe omgeving nog eigen aan het maken zijn of jongeren die worstelen om aansluiting te vinden en te behouden.
Telkens zien we dat met het juiste beetje ondersteuning deze mensen meer in hun kracht gezet kunnen worden, zelf weer de benodigde stappen kunnen gaan zetten, opleven en meer aansluiting vinden met de maatschappij en de arbeidsmarkt. Natuurlijk betreft dat niet altijd (meteen) werk. Het gaat met stappen en het gaat om participeren naar vermogen. Maar dat individuele vermogen blijkt vaak groter dan wat er tot dan toe gerealiseerd werd. En vaak genoeg groeit dat vermogen ook verder, in de loop der tijd, juist door weer stappen te zetten. Zo leveren zij steeds meer een eigen bijdrage aan de maatschappij. En op zijn minst zo belangrijk: hun eigen kwaliteit van leven gaat er flink op vooruit. Een win-win.
Waarom is en blijft dit nu ook relevant? Zowel vanuit de landelijke als lokale overheid hebben we de afgelopen jaren verschillende initiatieven gezien en onderzocht met als doel deze doelgroepen eerder en beter op weg te helpen. Tijdens interviews of trainingen met beleidsmakers, projectleiders, uitvoerende professionals en tijdens overleggen met begeleidingscommissies werd echter ook vaak iets gezegd in de trant van: “Gelukkig kunnen we ons op dit moment ook focussen op deze ‘zwaarste doelgroepen’, door de economische voorspoed en de nu gunstige arbeidsmarkt, maar…”.
Zo’n uitspraak komt voort uit het gegeven dat in tijden van economische voorspoed en een gunstige arbeidsmarkt de afstand tot de arbeidsmarkt voor veel mensen steeds beter overbrugbaar is. Er is in die situatie veel werk en er zijn veel vacatures. Werkgevers zijn bovendien meer bereid om te investeren in het (her)opleiden van personeel, al dan niet in de vorm van stages of werkervaringsplekken en in het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking. Meer mensen vinden zodoende hun weg naar werk of een andere vorm van participatie. Dat betekent onder andere dat veel mensen die voorheen, ook vanuit beleidsoverwegingen, aandacht of ondersteuning nodig hadden om de stap te kunnen zetten naar werk of een andere vorm van participatie dat nu met minder of geen steun voor elkaar weten te krijgen.
Uiteraard blijft er ook dan nog altijd een (grote, maar relatief kleinere) groep mensen over die moeizaam hun weg naar ‘participeren naar vermogen’ vindt. Een deel van hen heeft daar al zeer lang of structureel moeite mee. Vandaar ook dat die groep soms als “zwaarste doelgroep” gekarakteriseerd wordt. Dat klopt maar deels overigens: soms blijken zij zeer snelle of grote stappen te kunnen zetten als zij de passende ondersteuning krijgen.
Er is nog een tweede deel dat vaak volgde op die eerdere uitspraak: de “maar…”. Die ging namelijk over de onvermijdelijke economische tegenspoed, inclusief ommekeer op de arbeidsmarkt, die op enig moment ook weer zou volgen. Wanneer, hoe omvangrijk en waardoor, dat viel natuurlijk niet te zeggen, maar dat die op een gegeven zou komen was wel zeker. De zorg die dan werd uitgesproken was dat juist de mensen die nu bereikt werden dan weer op de achtergrond zouden verdwijnen, zowel letterlijk als in beleidsmatig opzicht en het veel moeilijker zou worden om ze weer verder op weg te helpen.
Die realiteit van een ommekeer in de arbeidsmarkt dient zich nu aan: de werkloosheid steeg in april harder dan we sinds 2003 hebben meegemaakt. Het valt nog steeds niet te zeggen hoe omvangrijk dit gaat worden en voor hoe lang dat zal zijn, maar het is aannemelijk dat de omstandigheden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt voor langere tijd zal veranderen en dat deze groep mensen de komende tijd zal groeien. We zien het ook direct terug in de projecten die wij onderzoeken en horen het van participatiecoaches die wij trainen: statushouders die net een werk- of stageplek hadden gekregen, maar nu toch weer zonder werk thuis komen te zitten. Persoonlijke huisbezoeken bij bijstandsgerechtigden die niet meer door kunnen gaan, inclusief hun korte termijn plannen om stappen richting meer participatie te zetten. Jongeren die in plaats van minder juist meer geïsoleerd van de maatschappij raken en participatiecoaches die constateren dat er plotseling nauwelijks of geen werk meer is om hun klanten naartoe te begeleiden.
Op persoonlijk vlak is het risico voor veel van deze mensen dat zij door een vergrote afstand tot de arbeidsmarkt en maatschappij in een negatieve spiraal belanden. De context verandert en er doen zich minder mogelijkheden voor om een persoonlijke ontwikkeling richting méér participatie door te maken. Door een verminderd perspectief op (bijvoorbeeld) werk bestaat het risico dat zij juist minder zullen gaan ondernemen om aansluiting te krijgen of behouden. Door een steeds grotere (ervaren) afstand tot de arbeidsmarkt en de maatschappij neemt ook de ervaren kwaliteit van leven steeds verder af. Dat effect zal des te groter zijn als zij gedurende de komende periode minder, of minder adequate, ondersteuning krijgen door instanties en professionals die er zijn om ze te helpen hun mogelijkheden te vergroten. Maar dat is precies wel de zorg die diezelfde organisaties en professionals uitten: als de werkloosheid toeneemt en de arbeidsmarkt verslechtert raken de zwaardere doelgroepen meer uit zicht, onder andere doordat de groep nieuwe werklozen met een (iets) minder grote afstand tot de arbeidsmarkt toeneemt en aandacht, tijd en middelen opeist die voorheen aan de zwaardere doelgroepen besteed kon worden.
Toch, of juist daarom, is het nu en in de komende periode zaak om in contact te blijven met deze mensen en ze te ondersteunen in hun persoonlijke ontwikkeling richting méér participatie. Voorkom dat mensen in die negatieve spiraal terechtkomen, blijf in contact en vind samen manieren om de aansluiting met de maatschappij op een voor hen passende manier te vinden, behouden of versterken. Dat vraagt nu waarschijnlijk om (nog) meer creativiteit en doorzettingsvermogen. Het belang van ondersteuning neemt daarom niet af, maar juist toe. De focus hoeft daarin niet alleen op betaald werk te liggen, maar kan gezien de omstandigheden ook meer gelegd worden op andere vormen van participatie, zoals vrijwilligerswerk of opleiding. Hierin wordt een ervaringsbasis gelegd die zal helpen als de arbeidsmarkt weer aantrekt en wordt dus ook de kans op een toekomstig salaris vergroot. Met andere woorden: het toekomstperspectief verbetert. Maar minstens zo belangrijk is dat de tijd nu al op een voor die persoon én voor de maatschappij zinvolle manier besteed wordt, zij meer sociaal contact hebben en hun ervaren kwaliteit van leven verbetert in plaats van afneemt. Dat is nog steeds een win-win en vele malen beter dan die negatieve spiraal met risico op een steeds grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
Beleidsmatig, vanuit de overheid en binnen de organisaties die met deze mensen werken, is het daarom belangrijk om te borgen dat zij juist nu niet uit beeld raken. Dat vraagt om een langere termijnblik dan nu soms gebruikelijk is. Dus (bijvoorbeeld) niet “wij zijn van werk, dus nu kunnen we weinig betekenen” (korte termijn perspectief) maar “de winst ligt nu op participatie in andere vormen dan betaald werk, op het behouden van perspectief en het borgen dat de afstand tot de arbeidsmarkt en maatschappij niet steeds verder vergroot” (lange termijn perspectief). Ook als professional vraagt het om een blijvend vertrouwen in de mogelijkheden voor deze mensen, ondanks verslechterende economische omstandigheden. Het kan zijn dat een (iets) andere invulling van de dienstverlening nodig zal zijn of dat het bijvoorbeeld goed is om de lijnen met welzijn te versterken. Het vraagt ook om standvastigheid en strategie, juist ook gericht op deze mensen, omdat andere taken en doelgroepen op de voorgrond zullen treden en urgenter zullen zijn of lijken. Maar laat ze niet los, juist nu niet. Voorkom dat ze op de achtergrond raken en alleen op zichzelf aangewezen zullen zijn.
Want juist hierin ligt de mogelijkheid om te voorkomen dat we over enige tijd moeten constateren dat de ‘zwaarste doelgroepen’ in omvang sterk toegenomen zijn en een nog grotere afstand tot arbeidsmarkt en maatschappij hebben.