Vandaag is het Wereldalfabetiseringsdag, wat betekent dat vandaag in het bijzonder aandacht wordt gevraagd voor mensen die minder taalvaardig zijn en vanwege een taalbarrière minder goed meekomen in de maatschappij. Taal opzichzelfstaand is een middel om het communiceren makkelijker, begrijpelijker en betekenisvoller te maken in ons dagelijks leven. Taal heeft daarin een verbindende rol: letters worden woorden, woorden worden zinnen, zinnen worden verhalen, verhalen geven informatie, en met informatie kun je verbanden leggen die betekenis geven aan situaties en aan het leven. Taal geeft ons de mogelijkheid om ons uit te drukken en begrijpelijk te maken. Alleen is taal niet voor iedereen zo’n verbindende factor. Voor sommige mensen maakt taal het leven juist lastiger. Over wie hebben we het dan precies? We hebben het dan over analfabeten of laaggeletterden. Een analfabeet (ongeletterde) is iemand van tenminste 15 jaar oud, die niet kan lezen en schrijven, en dit ook nooit heeft geleerd. Ongeveer 250.000 mensen zijn analfabeet in Nederland. Laaggeletterden kunnen daarentegen wel lezen en schrijven, maar onvoldoende om goed te kunnen functioneren in de samenleving. Zij worden ook wel functioneel analfabeet genoemd. In totaal zijn er 2,5 miljoen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven.
Negatieve impact voor de samenleving en het individu
In de huidige Nederlandse kenniseconomie raakt het onvermogen om goed te kunnen lezen, schrijven en/of rekenen direct aan de maatschappelijke welvaart van mensen. Dit resulteert in minder inkomsten uit werk, hogere zorgkosten, maar ook bijvoorbeeld meer bedrijfsongevallen omdat veiligheidsinstructies niet goed gelezen kunnen worden. Volgens meest recent onderzoek (2018) naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid bedragen de totale maatschappelijke kosten voor laaggeletterdheid maar liefst €1,13 miljard per jaar. Analfabeten en laaggeletterden worden dagelijks geconfronteerd met taal waaruit zij geen informatie kunnen halen. Om een beter beeld te schetsen van het leven van een analfabeet, is hieronder kort beschreven hoe het voelt om analfabeet te zijn:
“De wekker gaat af, je maakt je klaar voor een dag werken bij je vrijwilligerswerk bij een tuincentrum. Je stapt de deur uit en telt het aantal straten naar het juiste bushokje. Je herkent het bushokje aan die grote boom die er schuin tegenover staat. Je kijkt even op naar het bord met lichtgevende letters, en kijkt er snel weer van weg. Het maakt je angstig omdat je niet goed weet wat daar nou precies staat. Dan komen er twee bussen achter elkaar en dan vraag je aan de voorste bus of het de bus is naar het tuincentrum. Gelukkig was het de goede bus. Je stapt in en neemt een plekje bij het raam zodat je goed uitzicht hebt van buiten. Je houdt de omgeving buiten nauwlettend in de gaten en stapt uit bij de halte waar een groot groen bord in de verte staat, en loopt in de richting van je werk.”
Zoals je leest is een analfabeet extra nauwlettend op zijn omgeving, wat voor hem betekenis en structuur geeft in zijn dagelijks leven. Maar wanneer er een wijziging plaatsvindt zoals bijvoorbeeld een uitval van een bus, ondervindt iemand die analfabeet is of onvoldoende taalvaardig is veel belemmeringen. Een wijziging kan het gevolg teweeg brengen dat hij een verkeerde bus neemt, ergens anders terecht komt, te laat komt op zijn werk en tegelijkertijd in de stress schiet omdat het niet gaat zoals gehoopt.
Inzetten op zelfregulering
Hoe kunnen we dan analfabeten beter tot hun recht laten komen in de maatschappij en negatieve gevolgen voor het individu en de samenleving inperken? Een focus op de taal is daarbij een vanzelfsprekende oplossing. De focus op taal alleen is niet genoeg. Het is ook belangrijk om meer zelfvertrouwen te krijgen, niet bang te zijn om activiteiten te ondernemen in het maatschappelijk verkeer en probleem oplossend te kunnen denken en handelen als je tegenslagen ervaart. Oftewel het is belangrijk om naar vermogen goed te kunnen participeren in de samenleving. Een bewezen effectief model dat gedrag en motivatie inzichtelijk maakt, is het Integratief Gedragsmodel gebaseerd op het werk van Fishbein en Ajzen (1975). Een actuele aanvulling op dit model is de factor zelfregulering van Van Hooft (2016). Bij zelfregulering gaat het erom dat je voldoende zelfdiscipline, zelfsturend en probleemoplossend vermogen hebt. Juist de groep analfabeten en laaggeletterden zijn in het algemeen onzeker over de vaardigheid taal. Hierachter schuilt veel schaamte en het gevoel er niet bij te horen vanwege deze ‘beperking’. Dit zorgt er ook weer voor dat ze zich vaker ontmoedigd voelen en sneller de neiging hebben om afspraken en activiteiten te laten liggen. Vanuit deze invalshoek zou het dus helpend zijn om in te zetten op de zelfregulering van analfabeten en laaggeletterden, en het doorzettingsvermogen en het probleemoplossend vermogen te versterken om beter mee te kunnen doen in de maatschappij. Door deze focus zou deze groep mensen ook gelukkiger door het leven kunnen gaan, en heeft de samenleving als geheel daar alleen maar baat bij.
Benieuwd naar een verdere verdieping op de factor zelfregulering? Of lijkt het je interessant om hier verder op door te praten? Schroom dan niet om contact te leggen via Aida@zinziz.nl of telefoonnummer 085-303 5995.
Geschreven door Aida Buckle, 8 september 2020